Zeer rijk bloeiende Knautia met dichte Scabiosa-achtige bloemen in lilapaars. Kan ook goed in de halfschaduw. Zaait zich uit. Bijenmagneet!
Bijzondere paarsblauwe kleur. Scoorde goed bij een amerikaanse keuring, vooral op rijke bloei. Plant Monarda’s niet te droog, dan krijgen ze sneller meeldauw.
Zeer gezonde variëteit, heeft hier nog nooit meeldauw gehad. Bloeit met prachtig brandweerrode lipbloemen in kransen. Groeit snel, regelmatig verjongen.
Knalkleur: fel magenta, zoals Geranium psilostemon. Lager en ook iets langer bestand tegen meeldauw dan andere Monarda’s. Wel regelmatig verjongen!
Helderpaarse bloemen met mooi contrasterend donkerpaarse schutbladeren. Monarda’s moeten regelmatig verplant worden om ze fit te houden. Ook een flinke snoeibeurt direkt na de bloei houdt ze fris.
Roomse Kervel. Prachtige planten, niet alleen eetbaar maar ook als sierplant zeer de moeite waard. Schermbloem met sterk naar anijs geurend, fijn ingesneden blad en witte bloemen in grote schermen. Heeft een voorkeur voor vochthoudende, kalkrijke grond. Roomse Kervel is een belangrijk ingrediënt van kruutmoes, een regionale specialiteit die, m.i. terecht, langzamerhand verdwijnt in de geschiedenis.
Groot diep ingesneden blad, blauwgroen van kleur, en hangende smalle klokvormige bloemen in kleine trosjes.
Bijzondere Nepeta: houdt niet van droge volle zon. Dus iets in de schaduw planten. De kleine bloemen zijn zachtgeel en staan in losse aren. Ruikt licht naar citroen! Opgaande, losse groeiwijze.
Lage Panicum die in het najaar mooi rood verkleurt. Door de geringe hoogte en de ijle bloei goed toe te passen in kleinere borders.
Slanke sierlijke witte aren die aan lange stelen hoog boven het blad staan. Verdraagt wat schaduw.
Hele dikke, korte bloeiaren. Vrij grote planten met veel blad.
Lang stevig blad dat wat lichter groen is gekleurd dan bij andere variëteiten. De bloeiaren zijn felrose en staan hoog boven het blad.
Duidelijk generfd, smal blad aan knikkende stelen en belvormige lichtroze bloemen in kleine trosjes. Snelgroeiend en veel losser dan Persicaria amplexicaulis.
Gelukkig mag deze plant tegenwoordig ook Acogonon alpinum heten. De plant die ik hier heb als P. dshawachischwilii is wel een stuk slapper in de stelen dan mijn Acogonon alpinum die compacter en steviger is. Ik vermeerder ze voorlopig nog allebei onder hun eigen naam. Witte bloei in losse pluimen, bescheiden qua blad. Voor niet al te droge grond.