Kaukasisch Vergeet-mij-nietje. Loopt in het voorjaar eerst uit met bloeistelen. Hieraan komen de kleine blauwe bloemetjes en klein, zilverkleurig getekend blad. Na de bloei verschijnt het grote, hartvormige blad met dezelfde zilveren tekening. Een mooie bladplant met regelmatig wat nabloei in de zomer.
Groenbladige Brunnera met een subtiel zilvergrijs vlekje in het blad. Niet zo opvallend als de bekende zilverbladige vormen maar met een bescheiden schoonheid. De bloemen zijn blauw.
We hebben deze soort een aantal jaren niet gekweekt, hij groeit nogal opdringerig. Toch is er vraag naar makkelijke bodembedekkers voor moeilijke plekken, dit is er zo eentje. Bloeit vroeg in het jaar met lichtblauwe vergeet-me-niet achtige bloemen waarna het blad begint te groeien. Vormt dus een dichte mat.
Pinksterbloem. Hoe komt het dat Pinksterbloemen bloeien tijdens Pasen en nooit tijdens Pinksteren? Ze groeien van oorsprong op vochtige, onbemeste graslanden, ze houden niet van de moderne rijk bemeste weilanden. Zeer geschikt voor verwildering in bloemenweides e.d.
Wintergroene bodembedekker voor vochthoudende grond in (half)schaduw. Groeit niet snel, wordt dus ook nooit opdringerig. De witte bloemetjes staan aan dunne, rechtopstaande steeltjes.
Prachtige blauwgroene Zegge. Vormt dichte pollen, ideale bodembedekker. Niet kieskeurig; groeit van nature op vochtige plekken maar verdraagt ook droogte. Het blad na de winter op tijd terugknippen, tegelijk met Epimediums, voordat de bloeiaren zich ontwikkelen.
Een Carex met fijn, heldergroen blad dat stevig rechtop blijft staan. Houdt van niet te droge grond.
Bloeit met bleeklila bloemen in schermen, wordt vaak gezien als een roze vorm van Fluitekruid maar de bloemschermen zijn wat dichter. Ook het blad is iets grover, en het geurt naar appel. Groeit op doorlatende grond in zon of halfschaduw.
Oost-Amerikaanse prairieplant, voorheen ingedeeld bij Eupatorium. Helder blauwpaarse, soms witte, pluizige bloemen. Zeer geschikt voor zware, natte grondsoorten. Kan zich soms snel uitbreiden.
Synoniem: Corydalis bulbosa. Holwortel. Inheemse (stinsen)plant die zich makkelijk uitzaait op zonnige of licht beschaduwde plekken, liefst met enigszins kalkhoudende bodem. De bloemkleur varieert tussen paars en wit. Verdwijnt na de bloei ondergronds.
Loopt in het voorjaar uit met grijsgroen, varenachtig blad en bloeit zeer rijk met zachtgele bloemen met een bruine tekening. Kort levend maar zaait zich goed uit. Een bijzondere Corydalis!
Blauwgroen blad en donker paarsrose, buisvormige bloemen die in grote trossen bijeen zitten. Makkelijk groeiend, mooie bodembedekker onder heesters o.i.d. Verdwijnt na de bloei ondergronds.
Donkergroen blad met zeer afwisselende zilverwitte tekening. De bloeikleur varïeert tussen wit en donkerroze. Voor een kalkrijke plek in halfschaduw.
Planten met groot rond blad dat pas na de bloei verschijnt. Bloeit met rosewitte, bolvormige bloeiwijzen aan kale stelen. Zeer geschikt als oeverbeplanting; vraagt vochtige grond.
Kleinere vorm van Darmera peltata, groeit veel trager dan de soort waardoor hij kleiner blijft. Bloeit met kleine, bolvormige schermen voordat het blad aan de plant komt. Het blad is groot en rond. Voor vochtige grond.
Komt na de winter boven met rose-wit gekleurde uitlopers. Bloeit met gele, bijna witte, bloemen, later worden donkere bessen gevormd. In zachte winters wintergroen. Bereikt na een aantal jaar pas zijn definitieve hoogte.