Variëteit van het inheemse Trilgras. Luchtig, goed bloeiend in het late voorjaar. Wintergroen en een goede snijbloem! Houdt van drogere standplaatsen.
Wintergroen. Groen-geel bont blad.
Zeer sterke planten met geelbont blad dat in de winter aan de plant blijft. Goede bodembedekker voor (half)schaduw waar het lichte blad een beetje kleur geeft.
Ouderwets grasje dat vroeger veel in droogboeketten gebruikt werd. Opvallend bloei: platte aren in een paars-groene kleur. In het najaar een mooie geel-oranje herfstkleur.
Kleine vorm van Chasmantium latifolium met knikkende, platte bloeiaren die mooi verkleuren als de zaden rijpen. Het blad verkleurt in het najaar.
Ruwe Smele. Steriele variëteit; zaait niet uit. Prachtige structuur met ijle, openvouwende bloeiwijzes die hoog boven het blad staan. Na de bloei vouwen de halmen weer dicht. Voor iedere vochthoudende standplaats.
Polvormende variëteit met frisgroen, smal blad en kleine bruine bloeipluimpjes. Een polletje ‘Igel’ lijkt inderdaad wel wat op een egel. Groenblijvend en makkelijk; groeit overal.
Klein grasje met opvallende donkere bloei aan iets overhangende aren. Zaait zich op onze rijke leemgrond uit. Oorspronkelijk niet inheems maar komt op steeds meer plekken verwilderd voor.
Lagere variëteit. Rijke bloei met lichtbruine pluimen.
In zachte winters wintergroen. Bloeit met koperkleurige bloeiwijzen die zilverkleurig afrijpen.
Laagblijvende Molinia, tot 80 cm, met mooie donkere aren. Hangt niet uit, blijft netjes rechtop staan.
Statige, groene variëteit. In het najaar verkleurt de plant okergeel met bruin.
Kleinere vorm van het inheemse pijpenstrootje. Groeit op vochtige, niet te rijke grond.